Mijn auto is vijf jaar oud, wat nu?

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Nu men vaak langer doorrijdt met een auto van de zaak, rijst de vraag hoe dat fiscaal eigenlijk zit. Simpel afgaan op wat een salarispakket of aangifteprogramma zegt, is niet altijd verstandig, blijkt in de praktijk.

Bijtelling:

Dat de bijtelling van een auto van de zaak wijzigt zodra deze 15 jaar oud is, weet men waarschijnlijk wel: de bijtelling wordt dan 35% van de dagwaarde. Maar hoe zit het als de auto vijf jaar oud is? Op grond van de overgangsregeling houdt een auto van de zaak iets meer dan 60 maanden de bijtelling die geldt op zijn datum eerste tenaamstelling (DET). In de praktijk begint de 60-maandstermijn namelijk te lopen op de eerste volle dag van een maand. Een auto met een DET van 3 april 2019, heeft dus tot en met 30 april 2024 zijn ‘oude’ bijtelling. Het bijtellingspercentage is 22% in 2019 en is sindsdien niet gewijzigd. Wel is de korting op de bijtelling aangepast. In 2019 zat er op bepaalde auto’s nog 18% korting, waardoor de bijtelling voor deze auto’s per saldo 4% was. Na afloop van deze 60 maanden is de bijtelling voor het komende jaar op de volgende manier eenvoudig te berekenen:

Wat is de originele bijtelling ?
DET t/m 2016: 25%                                                                    DET 2017 of later: 22%                                                                               
Check of er voor deze auto in de huidige wettekst nog een korting geldt:
Nulemissie auto ?
Ja: korting                                                                                                Nee: geen korting
Nulemissie auto op waterstof of met zonnepanelen?
Ja: in 2024 6% korting op de bijtellen                Nee: in 2024 6% korting over € 30.000,-
                                                                   over het meerdere geen korting


Let op
:
De 60-maandsperiode geldt maar eenmalig. Voor auto’s van vijf jaar of ouder moet men dus elk kalenderjaar opnieuw beoordelen of er een korting op de bijtelling geldt.

Btw:

Is de auto gekocht?
Ja: de correctie gaat omlaag naar 1,5%                                                               Nee?
Is er sprake van financial lease ?
Ja: de correctie gaat omlaag naar 1,5%                                            Nee: de correctie blijft 2,7%

Op btw-gebied gaat er na vijf jaar ook weleens wat mis. Zijn de daadwerkelijke privékilometers niet bekend en wordt er geen normale vergoeding voor het privégebruik betaald, dan is de standaard btw-correctie voor het privégebruik van de zaak 2,7% en bij een marge-auto 1,5%. Deze standaardpercentages gelden in principe in het jaar van aanschaf en de vier volle jaren daarna. Maar wat gebeurt er daarna? Bij een marge-auto is het simpel, dan blijft de btw-correctie 1,5%. Bij andere auto’s van de zaak moet men echter controleren of de auto is gekocht of geleaset. Bij een leaseauto moet men daarnaast controleren of het gaat om financial lease of operational lease. Hiervoor is het volgende stroomschema te gebruiken:

Let op:
 In de praktijk wordt ook weleens de stelling ingenomen dat er in geval van operational lease voor oudere auto’s ook uit zou moeten worden gegaan van 1,5%. Er loopt op dit moment een procedure bij de rechter over deze stelling

Bz-advies:

De btw-correctie is ook voor vijf jaar oude auto’s nooit hoger dan het bedrag aan btw dat in dat jaar voor deze auto in aftrek is gebracht. Uiteraard zijn hier voorwaarden aan verbonden zoals een goede administratie en specificatie van de in aftrek gebrachte btw.

Conclusie:

Het is verstandig om bij auto’s van vijf jaar of ouder te controleren of de bijtelling en btw-correctie wel juist worden toegepast. Voor niet-nulemissie-auto’s gaat de bijtelling na vijf jaar naar het gewone standaardpercentage, maar voor nulemissie-auto’s kan in 2024 nog steeds een korting op de bijtelling worden toegepast, hoewel deze een stuk lager is dan vijf jaar geleden. Ook op btw-gebied is het zinvol om de aandacht erbij te houden. Het is toch jammer om een 2,7% correctie aan te geven wanneer het 1,5% had kunnen zijn.

Ga na of uw salarispakket of aangifteprogramma de bijtelling voor de auto van de zaak en de btw goed berekent als de auto ouder is dan vijf jaar. Rond deze tijd wijzigt een en ander.

Kabinet wil verbod op contante betalingen boven € 3.000

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen omvat een verbod op contante betalingen boven € 3.000. Het wetsvoorstel is door de Tweede Kamer controversieel verklaard nadat het kabinet is gevallen. De ministers van Financiën en van Veiligheid en Justitie wijzen erop dat als het verbod op contante betalingen niet doorgaat, Nederland mogelijk € 600 miljoen Europees geld misloopt. De bewindslieden willen dit verbod daarom invoeren. De limiet op contante betalingen moet het witwassen door criminelen aanpakken.

De ministers willen de limiet op contante betalingen via een nota van wijziging op het oorspronkelijke wetsvoorstel invoeren om de mogelijke korting van € 600 miljoen te voorkomen. De overige maatregelen uit het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen worden dan meegenomen in het implementatietraject van het Europese anti moneylaundering-pakket. Het Europese wetgevingsproces rondom dit pakket is formeel nog niet afgerond. Na afronding daarvan hebben de Europese landen drie jaar de tijd om het wettenpakket te implementeren.

Geen extra verhoging minimumloon per 1 juli, wel indexering

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel met een extra verhoging van het wettelijke minimumloon per 1 juli 2024 verworpen. De reguliere halfjaarlijkse indexering van het minimumloon gaat wel door. Per 1 juli stijgt het minimumuurloon met 3,09% tot € 13,68 bruto voor werknemers van 21 jaar en ouder. De bedragen van het minimumloon voor jongeren zijn hiervan afgeleid.

 Leeftijd

 Staffeling

 Per uur

 21 jaar en ouder

 100,0%

 € 13,68

 20 jaar

 80,0%

 € 10,94

 19 jaar

 60,0%

 € 8,21

 18 jaar

 50,0%

 € 6,84

 17 jaar

 39,5%

 € 5,40

 16 jaar

 34,5%

 € 4,72

 15 jaar

 30,0%

 € 4,10

De indexering heeft gevolgen voor uitkeringen uit sociale verzekeringen, zoals de bijstand en de AOW.

 

Kamerbrief over toekomstig stelsel box 3

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De staatssecretaris van Financiën heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de ontwikkelingen rond de belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting. In de brief gaat de staatssecretaris in op de aankomende arresten van de Hoge Raad over het rechtsherstel box 3 en op het nieuwe stelsel van belastingheffing in box 3.

Arresten Hoge Raad

Bij de Hoge Raad zijn meerdere procedures aanhangig over de vraag of de huidige wijze van berekening van het box 3-inkomen in lijn is met het Kerstarrest van de Hoge Raad. In afwachting van de uitkomst van deze procedures houdt de Belastingdienst het opleggen van definitieve aanslagen en het afhandelen van bezwaarschriften inzake box 3 aan in gevallen waarin het box 3-inkomen uit meer bestaat dan banktegoeden. De Hoge Raad verwacht in augustus of september 2024 uitspraak te doen in deze zaken.

In de conclusies bij de deze zaken geven de Advocaten-generaal aan dat de heffing in box 3 nog steeds in strijd kan zijn met het EVRM. In die gevallen zal aanvullend rechtsherstel moeten worden geboden. Als de Hoge Raad de lijn van de conclusies Pauwels volgt, zal aan belastingplichtigen de gelegenheid moeten worden geboden om het werkelijke rendement aannemelijk te maken. De Belastingdienst bereidt een (digitaal) formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’ voor. Het formulier moet het mogelijk maken om het werkelijke rendement zoveel mogelijk uniform en geautomatiseerd te registreren. De uiteindelijke vormgeving van het formulier is afhankelijk van het antwoord op de vraag wat onder ‘werkelijk rendement’ verstaan moet worden. Daarvoor moeten de arresten van de Hoge Raad afgewacht worden.

Nieuw stelstel

Uitgangspunt van het nieuwe stelsel is een vermogensaanwasbelasting. Hierbij worden het directe rendement en de waardeontwikkeling van het vermogen in de heffing betrokken. Voor onroerende zaken en aandelen in familiebedrijven en startende ondernemingen geldt een vermogenswinstbelasting. Hierbij wordt de vermogenswinst of -verlies bij vervreemding belast. Er is onderzocht of deze uitzonderingen in strijd zijn met de Europese staatssteunregels. Voor onroerende zaken en voor aandelen in startups lijkt dit niet het geval te zijn. Een afwijkende regeling voor aandelen in familiebedrijven is niet goed te verantwoorden en leidt mogelijk tot onrechtmatige staatssteun. De voorgestelde afwijkende behandeling van aandelen in familiebedrijven wordt daarom geschrapt.

Belasten van eigen gebruik onroerende zaken in box 3

Het inkomen uit onroerende zaken bestaat uit de volgende componenten:

  • reguliere voordelen, zoals huur, pacht en/of het voordeel van eigen gebruik,
  • vervreemdingsvoordelen, en
  • kosten.

Het voordeel van eigen gebruik van een onroerende zaak wordt forfaitair vastgesteld. Dit forfait dient de economische huurwaarde te weerspiegelen. De hoogte van het forfait is nog niet bepaald. Bij vervreemding bestaat het inkomen uit de verkoopopbrengst minus de verkrijgingsprijs. De verkrijgingsprijs bestaat uit de aanschafprijs vermeerderd met aangebrachte verbeteringen. De verkrijgingsprijs van een onroerende zaak, die aanvang 2027 al in bezit is, wordt gesteld op de waarde in het economische verkeer op dat tijdstip.

Inwerkingtreding per 2027 kan door de verwachte arresten van de Hoge Raad in gevaar komen als die leiden tot aanvullende herstelwerkzaamheden. Deze herstelwerkzaamheden krijgen uiteraard voorrang. De inwerkingtreding kan ook worden vertraagd door het parlementaire proces en door gedurende de behandeling van het wetsvoorstel aangebrachte wijzigingen.

Verdeling van aftrekposten door fiscale partners kan later aangepast worden

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Een echtpaar woonde met hun twee kinderen in een eigen woning. De eigen woning is gefinancierd met een hypothecaire lening. In hun aangiften inkomstenbelasting over 2018 hebben de echtgenoten de negatieve inkomsten uit de eigen woning zodanig verdeeld dat dit voor hen het meest gunstige fiscale resultaat opleverde. De negatieve inkomsten uit de eigen woning bestaan uit het eigenwoningforfait verminderd met de betaalde rente op de hypothecaire lening.

De inspecteur accepteert de aangifte zoals ingediend en legt op basis daarvan een aanslag op. Een jaar later komt het echtpaar tot de conclusie dat de rente foutief is opgegeven. Daarom dienen de echtgenoten over 2018 herziene aangiften in. In deze aangiften kiezen ze voor een andere verdeling van de aftrekpost voor de eigen woning. De inspecteur legt een navorderingsaanslag op, maar wijkt daarbij af van de gekozen verdeling van de aftrekpost. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht de oorspronkelijk gekozen verdeling van de aftrekpost heeft gehanteerd. Het echtpaar gaat in hoger beroep. De rechtsvraag in hoger beroep is of een belastingplichtige mag terugkomen op de eerder gekozen verdeling van de aftrekpost ter zake van de eigen woning.

Echtgenoten zijn volgens de wet elkaars fiscale partner. Fiscale partners mogen bepaalde inkomensbestanddelen en aftrekposten onderling verdelen om een zo goed mogelijk fiscaal resultaat te verkrijgen. Dit is toegestaan tot het moment dat de aanslagen of navorderingsaanslagen van de belastingplichtige en zijn partner onherroepelijk vaststaan. De inspecteur beroept zich op de parlementaire geschiedenis uit 2009, waar staat dat een belastingplichtige en zijn fiscale partner de verdeling kunnen wijzigen tot het moment dat de aanslag van één van hen onherroepelijk vaststaat.

De rechtbank volgt de zienswijze van de inspecteur, maar het hof oordeelt anders. Een belastingplichtige en zijn fiscale partner mogen de onderlinge verdeling van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen aanpassen tot het moment dat de aanslagen of de navorderingsaanslagen van de belastingplichtige en van de fiscale partner onherroepelijk vaststaan. Volgens het hof heeft de inspecteur zich beroepen op de oude parlementaire geschiedenis. Door een aanpassing van de wet is het belang daarvan vervallen.

Tot slot een tip: in deze casus duurde de behandeling van het hoger beroep meer dan twee jaar, waardoor het echtpaar in beginsel recht had op een vergoeding voor immateriële schade. Deze schadevergoeding wordt alleen toegekend als daar om wordt verzocht. Dit was hier niet het geval. Neem daarom in uw bezwaar- of beroepschrift een zin op waarin u, voor het geval de behandeling van het bezwaar of het (hoger) beroep onverhoopt langer duurt, verzoekt om  toekenning van een vergoeding voor immateriële schade.

Fiscale risico’s bij schuiven met panden: wat u moet weten

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

In de complexe wereld van belastingen en onroerend goed kan het schuiven met panden aanzienlijke fiscale gevolgen met zich meebrengen. Het is essentieel om goed geïnformeerd te zijn over de potentiële risico's voordat u besluit tot een dergelijke transactie over te gaan.

Schuiven met panden

Een recente zaak biedt een leerzaam voorbeeld van de gevaren, die gepaard kunnen gaan met het schuiven met panden. Een ondernemer exploiteerde samen met zijn echtgenote in vof-verband een zorgboerderij. Op een bepaald moment trad de moeder van de ondernemer toe tot de vof. Zij bracht het gebruiksrecht van een pand, een bedrag in contanten en haar zakelijke relaties in, zonder hiervoor een vergoeding te ontvangen. Moeder was gerechtigd tot 20% van het resultaat van de vof. Later brengt moeder haar aandeel in de vof en de juridische eigendom van het pand in een nieuw op te richten bv in. De bv neemt de plaats van moeder in de vof in. Vervolgens geeft de bv nieuwe aandelen uit aan de ondernemer. In verband met de verkrijging van de aandelen heeft de ondernemer aangifte overdrachtsbelasting gedaan. In de aangifte claimde hij de toepassing van de bedrijfsopvolgingsvrijstelling. De inspecteur oordeelde anders en legde een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op. De ondernemer tekende bezwaar aan tegen de naheffingsaanslag. Dat werd door de inspecteur afgewezen, waarna de weg naar de rechter openstond. De kernvragen in deze zaak waren of sprake was van een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting en of de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor een verkrijging in het kader van een bedrijfsopvolging van toepassing was.

Fictieve verkrijging voor de overdrachtsbelasting

Voor de overdrachtsbelasting geldt de verkrijging van aandelen in een vennootschap, waarvan de bezittingen grotendeels uit onroerende zaken bestaan, als de verkrijging van die onroerende zaken. Minstens 30% van de onroerende bezittingen van de vennootschap moeten daartoe bestaan uit in Nederland gelegen onroerende zaken. De activiteiten van de vennootschap moeten bestaan uit het aankopen, vervreemden en/of exploiteren van onroerende zaken.

De inspecteur stelde dat de bv een onroerende zaak exploiteerde, omdat zij het pand tegen een winstafhankelijke vergoeding ter beschikking stelde aan de vof. De ondernemer betwistte dat sprake was van exploitatie. Daarvan was naar zijn mening alleen sprake in het geval van verhuur of verpachting van een pand. De rechtbank oordeelde dat het begrip exploitatie ruimer is en ook andere vormen van terbeschikkingstelling omvat. Zowel moeder als de bv had naast de terbeschikkingstelling van het pand geen enkele betrokkenheid bij de zorgboerderij.

Bedrijfsopvolgingsregeling

Wat betreft de bedrijfsopvolgingsregeling stelde de ondernemer dat de zogenaamde doorkijkarresten van toepassing waren omdat economisch gezien de eigendom van het pand overging van moeder op zoon. De inspecteur deelde deze opvatting niet. De rechtbank oordeelde dat de doorkijkarresten niet van toepassing waren. De ondernemer had de aandelen niet van zijn moeder verkregen, maar door de uitgifte daarvan door de bv. De verkrijging van aandelen in de bv was een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting. De vrijstelling voor een verkrijging in het kader van een bedrijfsopvolging was daarop niet van toepassing.

Leerpunt schuiven met panden

Het belangrijkste leerpunt uit deze zaak is dat u voorzichtig moet zijn bij het schuiven met panden. Er kunnen zich onbedoelde fiscale gevolgen voordoen. Het is van cruciaal belang om deskundig advies in te winnen om deze gevolgen te vermijden.

Gevolgen verliesverrekening voor aanslag waarmee verlies is verrekend

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Een ondernemer leed in 2018 verlies. De inspecteur heeft het vastgestelde verlies bij beschikking verrekend met de aanslag inkomstenbelasting over 2015. In reactie op de beschikking verliesverrekening vragen de ondernemer en zijn fiscale partner de inspecteur om een herverdeling van het inkomen in box 3 over het jaar 2015. De inspecteur wijst dit af, waarop de ondernemer en zijn partner in beroep gaan bij de rechtbank. De vraag is of de verdeling van gezamenlijke inkomensbestanddelen kan worden herzien als een onherroepelijk vaststaande aanslag wordt verminderd als gevolg van een beschikking verliesverrekening.

Wat bekent bezwaar tegen achterwaartse verliesverrekening?

In de beschikking achterwaartse verliesverrekening is aangegeven dat hiertegen bezwaar kan worden gemaakt. Gezien het feit dat er in het belastingrecht alleen bezwaar kan worden gemaakt tegen een voor bezwaar vatbare beschikking, is dit de ingang voor bezwaar en beroep. Echter, de inspecteur heeft de brief van de ondernemer en zijn partner opgevat als verzoeken om ambtshalve vermindering. Dit leidt ertoe dat hij de ondernemer laat weten dat een herverdeling van de grondslag sparen en beleggen niet mogelijk is omdat beide aanslagen reeds onherroepelijk vaststaan. Is door de opstelling van de inspecteur sprake van het onthouden van rechtsbescherming nu de inspecteur het bezwaarschrift ongegrond verklaart? De inspecteur stelt dat achterwaartse verliesverrekening niet impliceert dat de aanslag niet onherroepelijk vaststaat. Daarom is het niet mogelijk om terug te komen op de in de aangifte vermelde verdeling van aftrekposten.

Oordeel hof

Het hof oordeelt, net als de rechtbank, dat het feit dat bezwaar tegen een beschikking verliesverrekening openstaat, niet betekent dat daarmee ook bezwaar kan worden gemaakt tegen de onherroepelijk vaststaande aanslag waarmee het verlies wordt verrekend. Wel overweegt het hof dat een wettelijke regeling moet worden geïnterpreteerd met inachtneming van doel en strekking van de wet, vooral als de letterlijke toepassing van de wet tot onvoorziene gevolgen leidt. Volgens het hof moet de rechter zich afvragen of de wetgever deze situatie heeft voorzien en de gevolgen heeft willen aanvaarden.

Onvoorziene omstandigheid

Het hof is van oordeel dat de wetgever de wettelijke regeling en begrenzing van de verdeling van aftrekposten en gezamenlijke inkomensbestanddelen noodzakelijk acht voor de uitvoerbaarheid van de regeling, omdat elke aanpassing gevolgen kan hebben voor bijvoorbeeld de toeslagen. De wetgever heeft niet voorzien dat door de achterwaartse verliesverrekening het belastbare inkomen van een belastingplichtige zodanig kan wijzigen dat daardoor een heffingskorting niet meer kan worden benut. Omdat de verliesverrekening geen gevolgen heeft voor de toeslagen, schuift het hof de wet opzij en stelt de aanslagen vast conform het verzoek van de ondernemer en zijn partner.

Tip: Hebt u een verlies uit onderneming geleden? Controleer dan zorgvuldig of de achterwaartse verliesverrekening invloed heeft op uw heffingskortingen. Bij twijfel is het verstandig om uw situatie aan ons voor te leggen.

Loon of schenking?

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Loon is een ruim begrip en omvat alles wat uit een dienstbetrekking wordt genoten. Vergoedingen en verstrekkingen in het kader van de dienstbetrekking worden tot het loon gerekend. Voor de beoordeling of sprake is van loon, is van belang of er een causaal verband bestaat met de dienstbetrekking. Wanneer de inspecteur meent dat betalingen zozeer hun grond vinden in de dienstbetrekking dat zij als loon moeten worden aangemerkt, dient hij dat aannemelijk te maken.

In een procedure voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant meende de inspecteur dat betalingen, die door een bv aan vier werknemers waren gedaan, loon vormden. De inspecteur legde om die reden een naheffingsaanslag loonheffing op. De bv bestreed de naheffingsaanslag. Volgens de bv ging het om schenkingen van de dga aan de werknemers. De betalingen waren door de bv verwerkt in de rekening-courantverhouding met de dga. Van de schenkingen waren notariële aktes opgemaakt. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van loon. De rechtbank vond de toelichting van de dga ter zitting geloofwaardig, omdat deze gedetailleerd was en strookte met de overgelegde bewijsstukken. De dga heeft als enige van de drie aandeelhouders van de bv de betaling aan de vier werknemers voor zijn rekening genomen. De inspecteur heeft hiervoor geen verklaring gegeven. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag vernietigd.

Aanpassing besluit internationale waardeoverdracht van pensioen

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Naar aanleiding van twee arresten van het Hof van Justitie EU heeft de staatssecretaris van Financiën een besluit over de internationale waardeoverdracht van pensioen aangepast. Door de wijziging zijn twee eerder gestelde voorwaarden aan de internationale waardeoverdracht van pensioenkapitaal van werknemers aan fiscaal niet-aangewezen pensioenuitvoerders binnen de EU, de EER of Zwitserland vervallen. Vervallen zijn de voorwaarden, dat:

  • de afkoopmogelijkheden in het andere land niet ruimer mogen zijn dan de afkoopmogelijkheden op grond van de Pensioenwet; en
  • de buitenlandse ontvangende pensioenuitvoerder een overeenkomst sluit met de Belastingdienst waarin de buitenlandse pensioenuitvoerder aansprakelijkheid aanvaardt voor de door de gerechtigde werknemer verschuldigde belasting en revisierente ter zake van belastbare feiten met betrekking tot het overgedragen pensioen dan wel dat de werknemer zekerheid stelt.

Het vervallen van de voorwaarden werkt terug tot 16 november 2023, de datum waarop het Hof van Justitie EU de arresten heeft gewezen.